Veel, zoniet heel veel is er al geschreven over de mysterieuze Twaalfde Planeet.
Er zijn er die beweren dat dit allemaal onzin is maar ook die er bij zweren.
De oude Sumeriërs waren ongeveer 6000 jaar geleden al op de hoogte van deze planeet. Toen al was men op de hoogte van dit, met onze Zon en Maan meegeteld, 12e lid van ons Zonnestelsel.
Een artikel in de Intermediair van februari 1998 berichtte over het feit dat er rond 2200 v. Chr. diverse oude beschavingen ten onder gingen. Dit artikel trok mijn aandacht omdat ik een verband zag tussen wat de oude Sumeriërs 6000 jaar geleden reeds wisten en mijn eigen theorie over nog een planeet in ons zonnestelsel. Deze planeet, welke samen met onze Zon en Maan, het 12e lid van ons Zonnestelsel zou zijn, werd op oude Sumerische kleitabletten van 6000 jaar oud al uitvoerig beschreven. Het was de Amerikaan Zecharia Sitchin die na jarenlange studie naar deze oude kleitabletten, de letterlijke vertaling ervan in zijn boek beschreef. Het boek kwam uit onder de titel 'The Twelfth Planet', welke in 1980 in Nederland werd uitgegeven. Buiten het feit dat deze oude kleitabletten dagelijkse dingen beschreven, was er ook een hele hoop informatie terug te vinden over een mysterieuze 12e planeet. Sitchin concludeerde uit diverse voorhanden zijnde feiten dat dit mysterieuze 12e lid van ons Zonnestelsel een omlooptijd van 3600 Aardse jaren zou hebben. De laatste passage van deze planeet zou volgens Sitchin omstreeks het jaar 200 v. Chr. moeten hebben plaatsgevonden. Bij diverse naspeuringen bleek dat hier echter niets over terug te vinden is. Mijn beredenering was dat als er rond 200 v. Chr. een planeet ons Zonnestelsel heeft gepasseerd, er ongetwijfeld materiaal terug te vinden zou moeten zijn wat zou kunnen bevestigen dat ons Zonnestelsel rond die tijd inderdaad een bezoeker van buitenaf tijdelijk heeft mogen verwelkomen. Maar er was niets over terug te vinden.
Zoals gezegd heeft Sitchin geconcludeerd dat deze mysterieuze 12e planeet een omlooptijd heeft van 3600 jaar. Deze planeet was mede de oorzaak dat er rond 11.000 v. Chr. een zo plotseling einde aan de laatste ijstijd kwam. Dit was dezelfde periode als waarin het laatste deel van Atlantis naar de bodem van de Atlantisch oceaan zonk. Rond 7400 en 3800 waren er plotseling veranderingen waar te nemen in de Sumerische geschiedenis. De tussenliggende periode is precies 3600 jaar, een reden temeer om aan te nemen dat Nibiru inderdaad een omlooptijd heeft van 3600 jaar. Men zou kunnen zeggen dat tijdens een passage van Nibiru, de beschaving in Sumerië naar een hoger peil gestuwd werd. Maar kloppen al deze feiten wel? Naar mijn idee is er een langere periode nodig om een beschaving naar een hoger peil te stuwen. Dat lukt volgens mij niet 'van de ene op de andere dag'.
Bij NASA is men al jarenlang aan het zoeken naar 'Planet X', ofwel de 10e planeet. Doordat men bij NASA de Zon en de Maan niet meerekent komt met uit op 10 planeten. Je zou kunnen afvragen waarom men aan het zoeken geslagen is, aangezien de meerderheid van de geleerden de letterlijke vertalingen welke Sitchin uitvoerig in zijn boeken beschrijft, onzin vinden. Vooral de Assyriologen vinden deze vertalingen te ver gezocht, en dan druk ik het nog voorzichtig uit. De gehele wetenschappelijk wereld heeft naar mijn idee maar 1 stelling: 'niets is mogelijk tenzij het wetenschappelijk bewezen is'. De volgende vraag van mij is dan; 'wat is wetenschappelijk bewijs', maar daar gaan we nu niet op in. Feit is dat men bij NASA op zoek is naar nog een planeet binnen ons Zonnestelsel.
Als we vervolgens gaan rekenen met perioden van 3600 jaar vanaf 11.000 v. Chr., het moment waarop volgens Sitchin de 12e planeet mede veroorzaker was van de zondvloed, dan komen we tussentijds inderdaad uit op 7400, 3800 en 200 v. Chr. De data die overeenkomen met verschillende bloeiperioden uit de Sumerische geschiedenis. Alleen is er in deze berekeningen een fout geslopen. Ze kloppen niet.
Allan Alford heeft in zijn boek 'Goden uit de Kosmos' uitvoerig berekend dat 10.983 v. Chr. de exacte datum van de zondvloed was. Ook heeft hij een knap staaltje van logisch denken laten zien. Hij vertelt ons dat de 'Sar', de heilige periode van de oude Sumeriërs die zij afbeelden als een cirkel, welke 3600 voorstelde, waarop Sitchin concludeerde dat de planeet een omlooptijd van 3600 jaar moest hebben, niet als 3600 maar als 2160 geschreven diende te worden. Als men een getal uit het Sumerische sexagesimale stelsel neemt, en men wil daar mee gaan rekenen in ons 10-tallig stelsel, dan moet men dit omrekenen.
Het Sumerische sexagesimale talstelsel werkt met wisselende factoren die met 6 en 10 toenemen.
Deze opbouw zag er als volgt uit: 1, 10, 60, 600, 3600, 36.000, 216.000 enz. Het voorgaande
getal word om en om vermenigvuldigd met 6 of 10. Het getal 5000 word in het Sumerisch als 12.320 geschreven.
1x3600 + 2x600 + 3x60 + 2x10 + 0x1 = 5000. Maar als we het getal 3600 op de Sumerische manier
schrijven, dan zien we het volgende:
3x600 + 6x60 + 0x10 + 0x1 = 2160.
Ik heb dan ook het sterke vermoeden en diverse aanwijzingen dat de omlooptijd van deze
mysterieuze 12e Planeet geen 3600 jaar bedraagt, maar 2160 jaar is. Als mijn vermoeden klopt,
wat zou dan de consequentie zijn? Als we een geheel nieuwe rekensom zouden maken vanaf de
zondvloeddatum die door Alford was berekend op 10.983 v. Chr., met een omloopperiode van 2160
jaar dan komen we op compleet andere data uit, namelijk 10.983, 8823, 6663, 4503, 2343, 183 v.
Chr. en 1977 n. Chr. Volgens mij werd er rond 1977 geen melding van nog een planeet in ons
Zonnestelsel gemaakt. Betekent dat we deze berekening naar de dichtstbijzijnde prullenbak
moeten verwijzen? Ik denk het niet, temeer Alford de ruzie tussen 2 goden beschrijft, te weten
Thoth en zijn broer Marduk. Deze 2 goden hadden ruzie om het feit wanneer de precessie van de
Aarde precies is begonnen. Thoth wist Marduk wijs te maken dat dit anderhalve graad later was
gebeurd dan Marduk had berekend. Anderhalve graad van de Aardse precessiecyclus van 25.920 jaar
is 108 jaar. Als we dit bij 1977 optellen, dan komen we uit op het jaar 2085. Is dat misschien
de reden waarom men bij NASA druk bezig is met het opsporen van 'Planet X'. Heeft men de
mysterieuze planeet wellicht al in het vizier?
Maar toch bleef er ergens in mijn achterhoofd een stemmetje zeggen dat ik anders moest gaan rekenen, maar hoe? De hedendaagse precessiecyclus is geen 25.920 jaar, zoals de Sumeriërs hadden opgeschreven, maar 25.776 jaar. Het getal 2160 is het twaalfde gedeelte van een 25.920 jaar durende precessiecyclus. Als we 25.776 door 12 delen dan komen we op 2148 jaar uit. Ik heb dan ook het vermoeden dat de omlooptijd van de 12e planeet 2148 jaar bedraagt in plaats van 3600 of 2160 jaar. Als we vervolgens met perioden van 2148 jaar gaan berekenen vanaf 10.983 v. Chr. en daar anderhalve graad van 25.776 bij optellen, dat wil zeggen 107.4 jaar, dan komen we uit op het jaar …2012 n. Chr.! Het einde van de Maya kalender. Toeval? Zonder het te willen kwam deze berekening verrassend uit de bus. Ik stond eerst ook zeer verbaasd te kijken. Maar als we daarentegen het al eerder aangehaalde artikel uit de Intermediair bijhalen, dan is een omloopperiode van 2148 voor de 12e planeet en dat deze in het jaar 2012 wederom een opwachting in ons Zonnestelsel zou maken, niet zo vreemd als het op eerste gezicht zou blijken.
De kop van het artikel luidde: 'Klimaatramp verwoeste de oudste beschavingen'. De inhoud van dit artikel komt er op neer dat rond 2200 v. Chr. dingen zijn gebeurd die door de hedendaagse wetenschap niet verklaard kunnen worden. Men houdt het dan ook op een eventuele verstoring van de oceaanstromen. Een 2 meter langen boorkern uit de Golf van Oman gaf een nauwgezet overzicht van wat er de afgelopen 14.000 jaar vanaf het vasteland de Indische Oceaan ingewaaid is. 'Tijdens de laatste ijstijd was er alleen sprake van grote hoeveelheden woestijnstof, maar daarna dalen de hoeveelheden naar waarden die overeenkomen met de huidige', aldus het artikel, welke vervolgt met: 'Maar op grond van de C-14 methode waaide er rond 2000 v. Chr. meer woestijnstof in de oceaan dan voorheen'. Men heeft geen idee hoe dit mogelijk is. Tijdens onderzoek naar de sedimentlagen van Elk Lake in Minesota, ontdekt men dat er 3 perioden van elk een paar honderd jaar beduidend meer stof op de bodem neerdaalde. Deze perioden waren zo ongeveer rond 5800, 3800 en 2100 v. Chr. Een medewerker van de Ohio State University onderzocht boorkernen uit Peruviaanse gletschers en vond aanwijzingen dat de meest ingrijpende droogteperiode van de afgelopen 17.000 jaar plaats hebben gevonden rond 2200 v. Chr.
Als we deze gegevens echter naast de data leggen van de door mij vermoedde omlooptijd van de 12e planeet (2148 jaar) dan zien we grote overeenkomsten. Uit mijn berekeningen vloeit voort dat deze planeet mogelijk rond 6663, 4503 en 2343 v. Chr. in ons Zonnestelsel is geweest. Zet daarnaast de perioden dat er meer (woestijn)stof in de diverse aardlagen te vinden was, namelijk 5800, 3800 en 2100 v. Chr., dan is de overeenkomst volgens mij geen toeval meer. Zou het kunnen dat de mysterieuze 12e planeet die door de oude Sumeriërs 6000 jaar geleden al werd beschreven de 'boosdoener' is voor de 'afwijkingen' in de bodem? Tussen de door mij vermoedde passagedatum van de 12e planeet, 6663 v. Chr. en de droogteperiode van 5800 v. Chr. zit 863 jaar. Volgens de onderzoekers zijn de door hun naar voren gebrachte data, te weten 5800, 3800 en 2100 v. Chr., benaderingen. Ook van belang om te weten is of de Aarde elke keer als de 'indringer' wederkeert, zich op dezelfde positie bevindt. Als dit niet het geval is dan lijkt het mij zeer goed mogelijk dat deze door de dames en heren geleerden niet verklaarbare droogteperioden, de oorzaak zijn geweest van een passage van het mysterieuze 12e lid van ons Zonnestelsel, Nibiru.
Graham Hancock beschrijft in zijn boek 'Spiegel van de Hemel' dat een astrofysicus en aan de universiteit van Oxford, alsmede ook enkele van zijn collegae aan diverse andere universiteiten over de gehele wereld, denken dat 'ongeveer 20.000 jaar geleden een gigantische komeet ons Zonnestelsel is binnengedrongen en is gedesintegreerd, waarbij een ring van brokstukken achterbleef'. De Aarde zou deze ring regelmatig doorkruisen, wat te merken zou zijn aan een toegenomen aantal 'vallende sterren'. Ook merkt men op dat het mogelijk zou zijn dat de Aarde zo nu en dan in een gedeelte komt waarin zich meer en grotere brokstukken zouden kunnen bevinden, met als resultaat hebbende het smelten van de ijskappen van de laatste ijstijd tussen 14.000 en 9000 geleden. Verder vertelt men dat inslagen van deze brokstukken mogelijk de oorzaak waren dat er tussen ongeveer 2350 v. Chr. en 500 n. Chr. een einde kwam aan diverse welvarende en succesvolle beschavingen die op mysterieuze wijze verdwenen.
Voor alle zekerheid heb ik mijn berekeningen door een wis-, natuur- en sterrenkundige laten narekenen en deze persoon kon, nadat ik hem mij berekeningen en ideeën had voorgelegd, niets anders concluderen dat de aannemelijkheid van mijn beweringen steeds groter worden. Met andere woorden; een omlooptijd van 2148 jaar is logischer en past beter in het gehele plaatje van ons zonnestelsel.
Als ik daarom al deze aanwijzingen op een rijtje zet dan acht ik het zeer goed mogelijk dat al deze gebeurtenissen uit het verleden te wijten zijn aan de mysterieuze 12e planeet, een planeet welke de oude Sumeriërs 6000 jaar geleden al kenden onder de naam Nibiru.
Maar zoals altijd zal de tijd het ons leren, en in dit geval waarschijnlijk het jaar 2012.
© Robert Boerman 2001